‘Laten we dan nu deze uitzonderlijke onderaardse monumenten en het tijdloze verhaal daarachter bekijken, want het is uniek materieel erfgoed dat sprekend bewijs levert van de veerkracht waarmee een van de oudste migrantengemeenschappen in Europa een betekenis wist op te bouwen in hun nieuwe thuisland’. Hetgeen Leonard Rutgers hier in zijn inleiding voorstelt is precies wat hij in de overige twintig hoofdstukken met verve doet. In dit meest recente populairwetenschappelijke boek van de hoogleraar Antieke Cultuur aan de Universiteit Utrecht wordt de lezer meegenomen in het verhaal van de joden in en vooral onder de Caput Mundi (Rome).
Het fraaie aan dit boek is dat het op drie niveaus informatief is. Ten eerste betrekt Rutgers de historische debatten uit de afgelopen eeuwen om te laten zien hoe er doorgaans naar de joodse catacomben gekeken is. Daarnaast laat hij duidelijk zien hoe archeologisch onderzoek en redenatie in de praktijk van zijn eigen werk als 21e-eeuwse academicus eruit ziet. Dit gebruikt hij om uiteindelijk een goed beeld te schetsen van de geschiedenis van de joden die zich in Rome bevonden.
De manier van kijken naar de joodse catacomben in Rome is nogal veranderd de afgelopen eeuwen. De pioniers op het gebied van archeologisch onderzoek naar de catacomben, Antonio Bosio (1575-1629) en Rafaele Garrucci (1812-1885), hebben dan wel veel betekend voor onze kennis over de catacomben in Rome, een groot hart voor joden hadden ze niet. Bosio stelt de lezer van zijn onderzoek gerust dat ‘onze heilige christelijke begraafplaatsen nooit ontheiligd of verontreinigd zijn geraakt door de kadavers van de Hebreeën’, en Garrucci was niet bereid om de catacomben als een joodse uitvinding te zien, maar slechts als een kopie van een al bestaande christelijke praktijk. Volgens Rutgers past de anti-joodse houding van deze archeologen bij hun pogingen om ten koste van de joodse geschiedenis het belang van de vroege kerk te onderstrepen.
Naast het hierboven genoemde wetenschappelijke kader waarbinnen het vroege archeologische werk werd gedaan, laat Rutgers zien hoe een moderne archeoloog te werk gaat. Zo wordt het belang van de koolstofdatering uitgelegd en gebruikt hij bronmateriaal om zijn redenatie te ondersteunen. Wat Rutgers sterk doet is dat hij de bronnen niet alleen zijn stellingen laat verdedigen, maar dat hij in zijn verhaal juist het door hem geordende bronnenmateriaal de vragen laat stellen. Cruciaal daarbij is dat deze bronnen in het boek zijn opgenomen, waardoor de lezer de redenatie van Rutgers goed kan volgen. Af en toe is deze redenatie wat minder overtuigend, bijvoorbeeld wanneer Rutgers op basis van een verder geheel Griekstalige bron die wordt afgesloten met het Hebreeuwse woord Shalom stelt dat juist dit woord erop duidt dat de joden in Rome wel degelijk de Hebreeuwse taal machtig waren. Zonder zijn stelling te willen weerleggen kan je je wel afvragen of juist dit woordje niet ook vrij bekend zou zijn in een omgeving waar nog maar weinig Hebreeuws gesproken werd.
Met de door hem besproken bronnen schetst hij uiteindelijk een overtuigend en persoonlijk beeld van het leven van de joden in Rome rond het begin van onze jaartelling. Zo weet hij aan te tonen hoe, in tegenstelling tot wat eerder gedacht werd, de joden in Rome zich niet verzetten tegen de Griekse en Romeinse cultuur, maar juist meewerkten aan ‘een zeer geslaagd huwelijk tussen joodse kunst enerzijds en Romeinse kunst anderzijds’. Dit huwelijk was mogelijk door het sterke joodse identiteitsgevoel. Daarnaast komt het leven van joden in Rome prachtig naar voren wanneer hij zich richt op individuele ervaringen uit de bronnen, zoals een vrouw die voor haar overleden man een ontroerend grafschrift laat opstellen.
Waar de auteur wel wat laat liggen is de manier hoe hij de hierboven genoemde conclusie over de culturele verhouding van joden en niet-joden inleidt. Deze observatie had aan kracht gewonnen als hij in de inleiding had laten zien dat over deze verhouding doorgaans anders gedacht werd. Wat er nu gebeurt is dat de conclusie in de inleiding al kort genoemd wordt en dat hij het dan in veel hoofdstukken herhaalt. Desondanks kent het boek een goede opbouw, is het thematisch sterk ingedeeld en is ieder hoofdstuk is voorzien van een pakkende inleiding.
Al met al heeft Leonard Rutgers met Israël aan de Tiber een aansprekend populairwetenschappelijk boek geschreven waarmee hij een toegankelijke inkijk geeft in de archeologische wetenschap. Waar de redenatie af en toe iets te snel gaat, en zijn uiteindelijke stelling iets beter theoretisch ingekaderd had kunnen worden, leest dit boek makkelijk weg en maakt het overtuigende conclusies. Absoluut een aanrader voor de geïnteresseerde in de Oudheid of het jodendom.
Wouter Hofland
Leonard Rutgers, Israël aan de Tiber. Joods leven in het oude Rome. Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2022; 256 blz., € 24,95. ISBN 978 94 6382 228 2.