Gedurende de afgelopen decennia was er steevast aandacht voor de koloniale geschiedenis van ons land. Dat blijkt onder meer uit een veelvoud aan maritiem-historische monografieën (met name over de VOC en de WIC) en meerdere studies vanuit het onderzoeksveld van de Colonial- en Global History. Echter, de overheersende toon was nog nooit zo kritisch als in de afgelopen twee tot drie jaar. En niet eerder lag ook het Nederlandse kolonialisme en het Nederlandse slavernijverleden onder een ongenadig vergrootglas. Dat gebeurde zowel in het wetenschappelijke als in het publieke debat. Dit bracht Gert Oostindie, emeritus hoogleraar koloniale en postkoloniale geschiedenis aan de Universiteit Leiden, tot het schrijven van een publieksboek over het koloniale verleden van Nederland. De vraag is nu of Oostindie daarin geslaagd is.
Oostindie is als historicus zijn hele werkzame leven bezig geweest met vragen betreffende het Nederlandse koloniale verleden, met name het Caribisch gebied en Suriname. Uit het begin van dit boek blijkt dat voort te komen uit een persoonlijke drijfveer. De schoonvader van Oostindie, Frank Koulen, is namelijk geboren in Suriname. Afkomstig uit een familie van de Afro-Surinaamse volksklasse heeft Koulen te maken met allerlei vormen van racisme. Dat stempelde zijn jongere jaren. Oostindie geeft toe dat de persoonlijke geschiedenis van zijn schoonvader zijn eigen kijk op het kolonialisme heeft beïnvloed.
Doordat Oostindie in de afgelopen veertig jaar de historiografie van de Nederlandse koloniale geschiedenis heeft bestudeerd, er artikelen over schreef, meerdere publieke debatten erover voerde en de Nederlandse overheid hierover adviseerde, vindt hij het hoog tijd om zelf rekenschap af te leggen over de manier waarop hij als historicus handelde. Wat hem betreft heeft Rekenschap daarin een dubbele betekenis. Enerzijds gaat het om het belang om na te denken hoe een historicus zijn of haar rollen als deskundige en geëngageerd burger kan verenigen en anderzijds hoe de Nederlandse samenleving en de Nederlandse politiek zich rekenschap kunnen geven van het koloniale verleden en slavernijverleden.
Het boek Rekenschap is thematisch opgebouwd, waarbij elk thema raakt aan een expliciet begrip dat verweven is met de historiografie van de koloniale en postkoloniale geschiedenis. Door nieuw historisch onderzoek worden er in de bronnen herontdekkingen gedaan en daaruit volgen nieuwe publicaties. Deze publicaties tonen aan, volgens Oostindie, dat er in de Nederlandse samenleving en politiek een steeds bredere erkenning is voor het feit dat de geschiedenis van Nederland sinds 1600 ook een koloniale geschiedenis is. Daarnaast wordt de historicus, door de herontdekkingen in de bronnen, ook een spiegel voorgehouden. Zoals dat vanzelfsprekend elke keer gebeurt wanneer je de historische bronnen over een bepaald onderwerp onder het voetlicht worden gebracht. Ook de thema-hoofdstukken ‘beeldenstorm’ en ‘slaaf van de bronnen’ zijn de moeite waard om mee te nemen in het maatschappelijke en wetenschappelijke debat. Terecht schrijft Oostindie dat er in Nederland vrijwel geen koloniale beelden worden weggehaald. Het levert wel debat op; zoals bijvoorbeeld het standbeeld van de zalig verklaarde priester Petrus ‘Peerke’ Donders in Tilburg. Oostindie sluit zijn boek sterk af door terecht te zeggen dat er, om bij excuses en herstel te komen, nog veel onderzoek te doen is naar het koloniale verleden. Zo zet hij achter zijn boek geen punt, maar juist een komma.
Wat in dit prachtige publieksboek bij het thema-hoofdstuk ’Spoorzoeken in Nederland’ wel een beetje mist, is de kennis uit ‘Groepsportret met Dame’. Dit is het magnum opus van Willem Otterspeer over de geschiedenis van de Leidse Universiteit tussen 1574 en 2000. Daarin betoogt Otterspeer juist onomwonden dat de Universiteit Leiden een bij uitstek ‘dwarsdenkende’ universiteit is geweest, ook op het vraagstuk van het kolonialisme en de rekenschap daarover. Meer dan Oostindie nu in dit hoofdstuk lijkt te suggereren.
Hoewel Oostindie zelf toegeeft dat Rekenschap toch enigszins wel een testament is geworden, is hij nog lang niet uitgeschreven. De kracht van dit publieksboek van Oostindie zit vooral in de vervlechting van zijn biografie met de historiografie van de koloniale geschiedenis. Hij baseert zich in dit boek op zijn eerdere wetenschappelijke werk en zijn wetenschappelijke ontwikkeling en kijkt daarbij niet weg voor de blinde vlekken en de missers in zijn onderzoek. Daar wil hij graag rekenschap van geven!
Kees Hoogendijk
Gert Oostindie, Rekenschap. Het koloniale verleden, excuses en herstel.
Amsterdam: Boom Geschiedenis 2023; 192 blz., €22,90, ISBN 9789024457366