In zijn boek Je hebt gewonnen, Galileeër wil oudhistoricus Anton van Hooff intellectuele debatten rondom het vroege christendom voor een breed publiek toegankelijk maken. In de inleiding verwoordt Van Hooff de noodzaak van zijn boek: ‘Tegenover de talrijke gelovige publicaties over het wonder van het vroege christendom kan een ontnuchterend tegengeluid gewenst zijn’. Het boek begint met de vraag hoe het christendom zo enorm succesvol geworden is in de Romeinse wereld, waar de heidense religie nog erg vitaal en aanwezig was. Naast de sociale en politieke factoren die dit mogelijk hebben gemaakt, zoals de rol van christelijke keizers, is de rol van hoog-opgeleide christelijke geloofsverdedigers volgens Van Hooff van belang geweest. De polemische debatten waar deze geloofsverdedigers zich in mengden, werkt de auteur in zijn boek uit.
Het debat tussen christenen en niet-christenen begon echter op een weinig intellectueel niveau. Beschuldigingen van kannibalisme en incest vielen christenen ten deel en ook vonden er incidentele vervolgingen plaats. De auteur legt hierbij het belang van de nomen christianum uit. Het was deze titel die jeals vroege christen onderscheidde van de samenleving en je eventueel strafbaar maakte. Vandaar dat in martelaarsverhalen vaak de zelfbetiteling als christen met woorden als ‘Christen ben ik’ wordt genoemd.
Pas vanaf het jaar 180 n.Chr. begonnen critici van het christendom, met name in de personen van Kelsos, Porphyrios en Julianus, de eerste intellectuele aanvallen te openen. De belangrijkste van deze aanvallen heeft Van Hooff in zijn boek overzichtelijk ingedeeld. In vier opeenvolgende hoofstukken worden de thema’s van Jezus’ menswording, zijn wonderen en woorden, zijn kruisiging en zijn opstanding behandeld. In de beschrijving van deze polemiek, waarin de auteur zich een kenner van het onderwerp toont, valt vooral het onderscheid tussen de rationele argumenten van de critici en de minder op ratio gebaseerde argumenten van de apologeten op. Aangezien de verweren van de apologeten af en toe wat gekunsteld overkomen, zijn het vooral de weergegeven uitspraken van de geloofsverdediger Tertullianus die de hedendaagse christelijke lezer kunnen bevredigen: ‘Ik geloof, omdat het ongerijmd is.’ Het is echter de vraag of de manier hoe Van Hooff de polemiek beschrijft genuanceerd genoeg is. In het boek wordt namelijk niet duidelijk hoe deze geloofsverdedigers de opkomst van het christendom hebben kunnen helpen, wanneer de argumentatie van deze schrijvers ‘geen schijn van kans maakte’.
Dat de auteur vooringenomen is, geeft hij meermaals zelf toe. Waar dit in principe niet problematisch hoeft te zijn voor het boek, kan het de lezer wel gaan storen. Zo lijkt het voor een boek over debatten uit de oudheid onnodig om een anekdote aan te halen uit zijn eigen leven waarmee hij de overtuiging van een reformatorische vrouw voor schut zet. Ook gebeurt het meermaals dat de auteur niet alleen het debat weergeeft, maar dat hij de critici uit de oudheid aanvult met zijn eigen argumenten. Dit lijkt niet helemaal op zijn plaats in een historisch boek.
Deze vooringenomenheid resulteert ook in retorische vragen als ‘wat kon echter de bewijskracht van voorzeggingen uit het Oude Testament voor een heidense criticus zijn?’, als hij reageert op een argument van Origines. Hij onderbouwt dit door aan te tonen dat de critici vonden dat het Oude Testament beïnvloed was door nog oudere wijsheid, wat haar autoriteit aantast. Ook laat de auteur zien dat de critici de claim van Jezus op teksten uit het Oude Testament ontkrachten, door te stellen dat de teksten alleen bedoeld waren voor de tijd waarin het geschreven was. Dit lijkt een duidelijke weerleging van Origines. De auteur stelt echter later in zijn boek dat ook de critici weldegelijk argumentatieve kracht haalden uit het Oude Testament omdat ze haar oude wijsheid respecteerden. Nu hoeft deze stelling niet zijn eerdere argumenten te ontkrachten, maar als de auteur dit laatste punt al bij de behandeling van Origines’ argument had genoemd, had hij een genuanceerder beeld kunnen geven van de verhouding van de critici tot het Oude Testament.
Al met al heeft Van Hooff met dit boek een interessant thema toegankelijk gemaakt voor een breed lezerspubliek. Door de thematische opbouw van het boek krijgt de lezer een goed beeld van de onderwerpen waarover gediscussieerd werd en welke argumenten werden opgevoerd. Echter zorgt zijn zelf toegegeven vooringenomenheid ervoor dat het verhaal hier en daar nuance mist, wat het werk aan kracht ontdoet. Waar Van Hooff in zijn inleiding aangaf dat een tegengeluid tegen christelijke publicaties wenselijk kan zijn, had dit tegengeluid sterker gestaan als hij een genuanceerder verhaal verteld had. Ondanks dit, heeft Van Hooff een inhoudelijk goede en prettig leesbare weergave gegeven van de intellectuele polemiek rondom het christendom.
Wouter Hofland
Anton van Hooff, Je hebt gewonnen, Galileeër. Denken versus geloven in de oudheid.
Utrecht: Uitgeverij Omniboek 2023; 192 blz., €24,00; ISBN: 9789401919388